Van Maanen Hans van Maanen
klikklikklikklik

Schuldgevoel en de tandarts

Trouw, 12 september 1980

Hoewel tandcaries de meest voorkomende ziekte ter wereld is, lijkt het publiek dat niet als een ernstig probleem te beschouwen. De meeste mensen menen dat caries onmogelijk voorkomen kan worden en geen wezenlijke bedreiging voor de gezondheid vormt; ze zijn niet erg geneigd om te tandarts te bezoeken en goed voor hun gebit te zorgen. Er is echter nog een ander mechanisme dat remmend werkt op de gebitsverzorging.

Gebitsverzorging wordt gewoonlijk beschouwd als verstandig, rationeel gedrag: mensen gaan naar de tandarts en poetsen hun tanden omdat ze weten wat goed voor ze is. In feite zijn de meeste mensen echter niet in staat zelf de waarheid en de onwaarheid van de uitspraken van de tandarts en de doelmatigheid van zijn behandeling te toetsen.

Daarom zullen ze op zijn autoriteit moeten afgaan -- en over het algemeen worden zijn aanbevelingen ook hoogst serieus genomen: iedereen weet dat het belangrijk is je tanden goed te poetsen en eens in het half jaar in de martelstoel plaats te nemen. De tandarts geeft geboden, en het publiek probeert die geboden op te volgen -- in werkelijkheid is dat meer religieus dan rationeel gedrag.

Evenzeer beseft echter vrijwel iedereen, dat hij of zij regelmatig met die geboden de hand licht: er zijn maar weinig mensen die daadwerkelijk, zonder intensieve begeleiding, volhouden te doen wat de tandarts hun opdraagt. Daardoor komen zij voor het dilemma te staan dat ze enerzijds wel de autoriteit van de tandarts aanvaarden, maar tegelijkertijd niet doen wat hij zegt. Zij hebben het idee tekort te schieten, en zullen hier meestal met een schuldgevoel op reageren -- een schuldgevoel dat ongetwijfeld mede is ingegeven door de angst voor de gevolgen, en die kunnen varieren van nog meer tandbederf tot een kunstgebit, van een standje tot uitsluiting van behandeling.

Nu heersen over tandverzorging en tandartsbezoek, ook bij tandartsen, meningen die niet worden gesteund door de meest recente onderzoeksgegevens.

Het verband tussen tandenpoetsen en het voorkomen van gaatjes is nimmer aangetoond (al staat wel vast dat er een verband is tussen poetsen en aandoeningen van het steunweefsel van de tanden).

Omtrent het hoe en het hoe vaak poetsen van de tanden bestaan ook onzekerheden. Het is in ieder geval gebleken dat efficientie belangrijker is dan frequentie. Er zijn zelfs onderzoekers die menen dat het voldoende is om eens in de twee dagen de tandenborstel te hanteren, mits dat dan doelmatig gebeurt.

Bij een aantal deskundigen heeft de mening postgevat, dat het niet nodig, of zelfs nadelig, is om eens in het half jaar naar de tandarts te gaan. Volgens hen voldoet, zeker voor volwassenen, eens in het hele of anderhalve jaar.

In de academische wereld gaan de discussies over al deze zaken voort -- de tandartspraktijk hebben zij echter nog niet bereikt, en nog minder het publiek.

Laten wij nu teruggaan naar de gevoelens van tekortschieten zoals die leven bij mensen die mensen hun gebit te verwaarlozen. Wat betekenen die gevoelens voor hun verdere gedrag?

Het cruciale argument is, dat hun schuldgevoel ze juist kan weerhouden van het opvolgen van de geboden van de autoriteit. En als ze wel aan die eisen voldoen, dan is dat meer ingegeven door een negatief gevoel -- angst voor de gevolgen -- dan door een positief gevoel. Men doet nu eenmaal niet graag iets voor iemand die je steeds een gevoel van tekortschieten geeft, en men zou zo’n persoon zelfs kunnen saboteren.

Het is dit mechanisme (al staat het niet los van andere) dat mensen ervan weerhoudt om, ondanks hun kennis, goed voor hun gebit te zorgen -- sterker nog: het is juist die kennisverschaffing die remmend kan werken. Immers, het schuldgevoel wordt door reclameplaten en mondelinge waarschuwingen versterkt: je wordt eraan herinnerd dat je je gebit niet optimaal verzorgt, dat je tekortschiet, met het resultaat dat die informatie niet motiverend werkt maar dat je je nog meer schaamt om naar de tandarts te gaan.

Maar, en nu komen we aan het tweede deel van het argument, als de tandarts zijn eisen wat verlaagt en zich toleranter opstelt jegens zijn patienten, krijgen we een omgekeerd effect. Het schuldgevoel neemt dan af, zodat patienten wat vrijer ademen en zich minder ‘gedwongen’ voelen om naar de tandarts te gaan en misschien beter voor het gebit te zorgen.

Deze theorie kan binnen de tandheelkunde worden geillustreerd met het idee dat het eten van een appel een reinigende functie zou kunnen hebben. Dit (inmiddels achterhaalde) advies werd grif opgevolgd, en wel omdat het een verlichting van de taken betekende. Tandenpoetsen en naar de tandarts gaan zijn ten slotte tijdrovende en weinig plezierige bezigheden. Velen laten bij te hoge eisen de moed zakken, terwijl ze wel willen proberen aan minder hoge, haalbare eisen te voldoen.

Op grond van deze gedachtengang komen we dan tot de volgende voorspelling: het tandartsbezoek en de gebitsverzorging zal verbeteren als de informatie zich meer richt op het verlichten van het schuldgevoel. Wie zich schaamt omdat hij een paar jaar niet naar de tandarts is geweest, zal misschien weer gaan als hij hoort dat hij niet de enige is, en dat hij niet hopeloos is; iemand die hoort dat het inderdaad heel moeilijk is om twee keer per dag te poetsen, is wellicht bereid om dan een keer per dag of een keer per twee dagen wat grondiger te poetsen.

Het verlichten van schuldgevoelens door het verlagen van eisen kan bovendien geschieden zonder te botsen met de normen van optimale gebitsverzorging.

Hans van Maanen is medisch socioloog. Deze beschouwing is een bewerking van een hoofdstuk uit zijn doctoraalscriptie.

Terug naar boven