Van Maanen Hans van Maanen
klikklikklikklik

Rookscherm

Krantje

30 augustus 2003

Jongeren die geregeld filmsterren zien roken, beginnen zelf ook eerder met roken. Als in films niet meer wordt gerookt, zou zeker de helft van de jongeren niet gaan roken. Dat althans beweerden Amerikaanse onderzoekers deze zomer in een artikel in het Britse artsenblad The Lancet. In een commentaar in het blad stelt de bekende rookbestrijder Stanton Glantz dan ook voor om films waarin wordt gerookt, voortaan ongeschikt te verklaren voor jeugdige kijkers. Dus geen Pinocchio, geen Casablanca en geen The Graduate meer zonder vader of moeder.

Niets ten voordele van roken, en ook niet van roken in films, maar als op grond van dit onderzoek jongeren de toegang tot de bioscoop wordt ontzegd, krijgt stellig de verkeerde groep straf.

De onderzoekers, onder leiding van Madeline Dalton, begonnen met 3547 jongeren van tien tot veertien jaar, die zeiden nog nooit te hebben gerookt. De jongeren moesten van vijftig min of meer willekeurige films zeggen of ze die gezien hadden, waarna de onderzoekers het aantal ‘rookmomenten’ in die films turfden. Rond anderhalf jaar later konden 2603 jongeren opnieuw worden benaderd, nu met de vraag of ze inmiddels rookten. Rekening houdend met leeftijd, geslacht, opleiding, rookgedrag van de ouders en wat al niet, bleek dat jongeren die filmsterren het vaakst hadden zien roken, twee tot drie keer zo vaak waren gaan roken als jongeren die het minst hadden zien roken.

Dat lijkt inderdaad heel wat -- maar wat moeten we verstaan onder ‘begonnen met roken’, en om hoeveel jongeren ging het? Dat valt een beetje tegen. Elke jongere die niet helemaal van alle sigaretten was afgebleven, telde voor de onderzoekers als ‘begonnen met roken’. Dan gaat het inderdaad hard; 10 procent van de jongeren was ‘begonnen met roken’, maar van hen hadden veruit de meesten de afgelopen anderhalf jaar niet meer dan een paar trekjes genomen. Uiteindelijk bleken in de hele groep er maar 6 meer dan honderd sigaretten te hebben gerookt -- 0,2 procent.

Eigenlijk zijn dat er rampzalig weinig. In Nederland gaat ongeveer 8 procent van de kinderen tussen de tien en de veertien jaar roken -- echt roken. In Amerika is dat percentage lager, maar dan nog is 0,2 procent zo laag, dat deze jongeren uit veel te nette milieus komen -- of jokken. Hoe dan ook, hoeven we ons over hen geen zorgen te maken.

Stanton Glantz moppert dat in films steeds meer wordt gerookt, maar zegt er niet bij dat Amerikaanse kinderen steeds minder roken.

En dan nog, zou film werkelijk de oorzaak van het ‘beginnen met roken’ zijn? De onderzoekers doen alsof dat al vaststaat, maar het kan dat het verband wat ingewikkelder ligt. Ook twaalfjarigen zijn geen willoos slachtoffer van rookscenes in films. Uit de berg cijfers van de onderzoekers blijkt, na enig graven, dat er twee soorten jongeren zijn: zij die naar ‘rookfilms’ gaan, en zij die naar ‘niet-rookfilms’ gaan -- zoals sommigen van knokfilms houden en anderen niet.

De jongeren in het onderzoek zagen, in gemiddeld zestien films honderd rookmomenten, maar er waren ook jongeren die van zeker drie- of vierhonderd rookmomenten moeten hebben genoten. Het ligt voor de hand dat hieraan een weloverwogen keuze ten grondslag ligt, en dat met die keuze ook ander gedrag samenhangt -- bijvoorbeeld de keuze te gaan roken.

En stel, stel dat het verband onverhoopt toch oorzakelijk is: moeten dan, omdat minder dan een kwart procent van de Amerikaanse kinderen is gaan roken dankzij de film, alle jongeren de vrije toegang tot een zo belangrijk cultuurgoed als de film worden ontzegd? Is dat niet al te veel blinde ijver?