Opgewarmde bolbliksem
VARA-Gids, 1 december 1994
Zo'n vijftien jaar geleden kreeg een Zeeuwse natuurkundeleraar, ir G. C. Dijkhuis, een briljante ingeving. Dijkhuis was gepromoveerd in de natuurkunde van de sterren, en had de processen bestudeerd die zich in de zon afspelen. De zon is een onvoorstelbaar hete bol, waarin de energie wordt opgewekt door kernfusie: atoomkernen botsen er met zoveel geweld op elkaar dat ze versmelten, waardoor buitengewoon veel warmte vrijkomt.
Terwijl hij vanuit zijn huis de bliksems over de Westerschelde gadesloeg, bedacht Dijkhuis iets nieuws. Bliksem gaat meestal van beneden naar boven, maar er zijn ook mensen die wel eens bolvormige bliksems hebben gezien. Kleine, maar zeer krachtige vuurballen die mensen tegen de grond kunnen slaan en een spoor van vernieling achterlaten. Zou, zo bedacht Dijkhuis, een bolbliksem niet eigenlijk een zon in het klein kunnen zijn? Spelen zich in een bolbliksem niet dezelfde kernfusieprocessen af als in de zon -- sterker nog, zou die energie niet te temmen zijn, waardoor de bolbliksem als een soort energiecentrale zou kunnen werken?
Dat idee liet Dijkhuis niet meer los. Het idee is een obsessie geworden, en aan die obsessie lijdt hij nog steeds, zo blijkt uit de documentaire 'Gevangen bliksem' die de VARA vandaag uitzendt. Voor het overige is mij eigenlijk volstrekt onduidelijk waarom de documentaire gemaakt is, en vooral waarom hij op deze manier gemaakt is.
Dat bolbliksems bestaan, hoeft niet te worden betwijfeld -- er zijn genoeg mensen die zeggen door zo'n ding te zijn omver gekegeld. Een goede verklaring voor de bolbliksem is echter nog niet gegeven: hoe kan zo'n vuurbol van een paar decimeter doorsnee meer dan een paar seconden bestaan?
Op zich was het idee van Dijkhuis dus niet zo gek, en een nieuwe hypothese is altijd welkom. In 1980 stuurde hij een ingezonden brief naar het belangrijke wetenschappelijke tijdschrift Nature om zijn theorie uit de doeken te doen.
Dijkhuis ging experimenteren. Al snel bleek dat de keukentafel te klein voor de proeven, dus richtte hij in 1985 een naamloze vennootschap op, Convectron, om via een aandelenuitgifte vijf miljoen gulden bijeen te krijgen. Convectron beloofde niets, maar aan de andere kant was het natuurlijk niet ondenkbaar dat Dijkhuis' fusiereactor het energieprobleem van de wereld zou oplossen, en dan waren de aandeelhouders van het eerste uur binnen.
Het geld kwam er, en het werd binnen een paar jaar ook weer uitgegeven. Enig bewijs voor zijn theorie kon Dijkhuis echter niet vinden.
Inmiddels was ook er kritiek op zijn theorie losgekomen. Met name de directeur van het instituut voor plasmafysica in Rijnhuizen, dr C. M. Braams, vond nogal wat gaten in het betoog van Dijkhuis, en toen Dijkhuis zijn Convectron oprichtte, vond Braams het te gortig worden. Hij schreef een brochure, Het kronkelige pad van een bolbliksem, waarin hij al zijn bezwaren op een rij zette. Die bezwaren logen er niet om -- al zijn ze voor niet-natuurkundigen niet te volgen -- en de conclusie laat aan duidelijkheid niets te wensen over: ''het idee dat kernfusie optreedt in bolbliksems heeft geen experimentele of theoretische basis. De modellen van Dijkhuis zijn intern en met grote stukken goed bekende fysica strijdig.'' Met andere woorden, het wordt nooit wat, en stop geen geld in Convectron.
Misschien dat daardoor een nieuwe aandelenemissie van Convectron een paar jaar geleden jammerlijk mislukte -- in ieder geval kon de NV zelf evenmin een positief resultaat melden, want telkens als het bijna goed ging, was het geld op om het doorslaggevende experiment te doen.
Sindsdien is er eigenlijk niets meer van Dijkhuis en Convectron vernomen. Waarom heeft documentairemaker Frank van Erkel deze zaak dan weer opgerakeld? Nieuws zit er niet in de documentaire, in tegendeel. Doordat bij de beelden nooit een datum wordt gegeven, wekken ze bij de argeloze kijker wellicht de indruk dat het nog allemaal buitengewoon actueel is, maar dat is al lang niet meer het geval. Zo is in de documentaire op een gegeven moment sprake van een experiment van de Amerikaan Tuck, die het dak van zijn laboratorium afblies, maar er wordt niet bij gezegd dat dit zich al in 1971 heeft afgespeeld, bijna een kwart eeuw geleden, en dat er sindsdien niets aan materiaal is bijgekomen. Ook bij andere fragmenten wordt steeds zorgvuldig vermeden het vermoeden te wekken dat we naar een volstrekt achterhaalde discussie zitten te kijken. Een commentaarstem om een en ander in perspectief te zetten, ontbreekt al evenzeer.
Maar goed, als het nu verder interessant en integer was -- er zijn genoeg marginale figuren die dankzij hun obsessie toch hun bijdrage aan de wetenschappelijke discussie hebben geleverd ook al was dat vijftien jaar geleden.
Maar zelfs dat is niet het geval: de documentaire is merkwaardig partijdig en eenzijdig. Het lijkt haast wel alsof van tevoren de meningen waren gevormd.
Buitengewoon ergerlijk wordt dat tegen het eind van het programma. Pas nadat Dijkhuis meer dan een half uur vrijwel alleen en soms nogal langdradig in beeld is geweest, komt de eerste kritische kanttekening: van Braams. Deze formuleert voorzichtig en in algemene termen een bezwaar, maar direct daarop mag Dijkhuis weer, en die speelt onmiddellijk op de man, want Braams heeft er, zegt Dijkhuis, als gevestigd fysicus natuurlijk belang bij om hem onder de grond te schoffelen. Dat gebeurt zo nog een paar keer. Op inhoudelijke bezwaren tegen de bolbliksemtheorie, zelfs de allersimpelste (als er sprake is van kernfusie, waar zijn dan de bijbehorende neutronen gebleven?) hoeft Dijkhuis niet in te gaan van de programmamaker.
De twijfelaars krijgen precies drie minuten de tijd, daarna is het toneel weer voor Dijkhuis -- we mogen hem aanschouwen bij het bergbeklimmen en in de achtendertigste minuut zelfs met het gezin aan het ontbijt; het is warempel alsof we professor Buck terugzien.
Dan, vijf minuten voor het einde, komen de critici weer even aan het woord. Braams drukt zich hier weliswaar in wat krachtiger termen uit, maar aan het eind van het programma zien we toch Dijkhuis die dankzij zijn hobby alle tegenslag weet te overwinnen en die vanaf een hoge rots triomferend uitkijkt over het landschap. Het cliché!
Vaak wordt gepleit voor meer wetenschap op televisie, maar als het zo moet, dan toch liever niet. Dijkhuis' theorie is tien jaar geleden al met kracht van argumenten terzijde geschoven. Zijn experimenten hebben nooit iets opgeleverd -- waarom moet hij dan worden voorgesteld als het miskende, eenzame genie dat het opneemt tegen de gevestigde wetenschap? Natuurlijk, de geschiedenis van de gevestigde wetenschap is uiteindelijk ook niet anders dan een geschiedenis van dwalingen. En af en toe komt er eens iemand die achteraf gelijk blijkt te hebben terwijl iedereen het tegendeel beweert. Maar de wetenschap vordert doordat de dwalingen er langzamerhand uitgehaald worden, en niet iedereen die het tegendeel beweert, heeft gelijk.
Inmiddels gelooft niemand meer dat de zon om de aarde draait: dat idee is definitief weerlegd. Niemand gelooft meer dat er kanalen op Mars zijn, dat een stof brandbaar is omdat er flogiston in zit en dat 'koude kernfusie' tot de mogelijkheden behoort. Wie nu nog met deze theorieën komt, is niet meer dan een zonderling die zijn zaakjes niet kent of die zijn troetelkind niet kan loslaten. Maar wie zo'n zonderling met alle geweld wil afschilderen als miskend genie, is helemaal zonderling.
Terug naar boven |