Van Maanen | Hans van Maanen |
Dubieuze theorie met ongewenste consequentiesHet Parool, 8 oktober 1994Op het eerste gezicht is het wel een aardig idee. Er zijn zwaartekrachtvelden die alle voorwerpen beïnvloeden en elektromagnetische velden die dwars door ons heen gaan, waarom zouden er dan geen onzichtbare 'morfogenetische velden' kunnen bestaan die de vorm van alle dode en levende zaken bepalen? Velden die ervoor zorgen dat de dingen eruitzien zoals ze eruitzien, dat dieren zich gedragen zoals ze zich gedragen, en dat mensen leren wat ze moeten leren? Maar zwaartekracht en elektromagnetisme zijn zinvolle begrippen gebleken, terwijl het morfogenetische veld een zinledige, overbodige toevoeging is. Sheldrake ontwierp zijn theorie van het morfogenetische veld uit onvrede met de heersende opvatting binnen de biologie dat alles uiteindelijk verklaarbaar moet zijn door de wetten van de natuurkunde. Volgens Sheldrake is dat onmogelijk. Neem een ingewikkeld eiwit-molecule: dat vouwt zich altijd in een vaste vorm op. Natuurkundigen zeggen, dat die vorm vastligt door de energieverdeling: het molecule kiest de vorm die de minste energie kost. De vraag is echter, hoe dat molecule die vorm weet: er zouden best andere vormen kunnen zijn, die even weinig energie vergen. Het molecule gaat niet alle mogelijkheden na tot het lekker ligt, het wordt op de een of andere manier 'geleid' naar de goede vorm. Ook vorm heeft een oorzaak, en die oorzaak, zegt Sheldrake, is het morfogenetische veld waaraan het molecule blootstaat. Het morfogenetische veld is als het ware de bouwtekening voor dit eiwitmolecule. Het veld is ooit ontsproten aan het allereerste eiwitmolecule van deze soort: dat was nog vrij om een vorm te kiezen, maar daarna was het snel afgelopen. Het tweede ondervond al de invloed van de vorm van het eerste, het derde van beide samen, en nu is er geen ontkomen meer aan - gelijke moleculen vouwen zich op gelijke manier. Dat geldt niet alleen voor eiwitmoleculen, maar voor alle vormen, hoe ingewikkeld ook: 'Aangezien elk soort systeem zijn eigen karakteristieke vorm heeft, heeft elk zijn eigen morfogenetische veld: zo moet er een soort morfogenetisch veld zijn voor protonen; een ander voor stikstofatomen; een voor watermoleculen; een voor keukenzoutkristallen; een voor de spiercellen van aardwormen; een voor de nieren van schapen; een voor olifanten; een voor beuken; enzovoort,' zo zegt Sheldrake in zijn boek A new science of life. Het bezwaar ligt voor de hand dat Sheldrakes wereld zo wel erg vol zit met morfologische velden, en hoe die allemaal passen zonder dat ze last van elkaar hebben, maakt hij ook niet duidelijk. Maar dat zou nog niet zo erg zijn, als Sheldrake ten minste zou aangeven hoe die velden precies zijn begrensd, hoe ver hun invloed reikt. Voor de eerste voorbeelden is dat nog niet zo'n probleem: een proton is een proton en een watermolecule is een watermolecule. Maar hoe zit het met biologische eenheden - olifanten en beuken? Zijn Indische olifanten gevoelig voor het morfogenetisch veld van Afrikaanse olifanten? Resoneren de bruine beuk en de treurbeuk met de gewone beuk? Meestal legt hij de grens bij de biologische soort - olifant, beuk, slak - maar als het zo uitkomt, gaat het over variëteiten en ondersoorten. Bovendien kan het nog voorkomen dat binnen een enkele soort niet een enkel morfogenetische veld heerst, 'maar een 'multi-modale' verdeling van vormen, afhankelijk van het aantal morfologisch verschillende variëteiten of rassen.' Hier begint het zand te drijven. Dit betekent immers dat elke verschijningsvorm zijn eigen morfogenetische veld kan hebben. Niet alleen Indische en Afrikaanse olifanten, maar ook mannetjes en vrouwtjes, ook langharig en kortharig, ook groot en klein, dik en dun. Dan is natuurlijk het eind zoek - dan heeft uiteindelijk iedereen zijn eigen morfogenetische veld, en blijft er helemaal niets over waarmee je overeenkomsten en verschillen kunt verklaren. Het verklarend vermogen wordt nul. Dat is precies het bezwaar dat geleerden tegen theologische verklaringen maken. Het is in de wetenschap niet toegestaan een verschijnsel te verklaren met 'de hand van God' - niet omdat die niet zou kunnen bestaan, maar omdat men daarover verder geen onafhankelijke gegevens heeft. Wie alles verklaart, verklaart niets. Er zit echter nog een ander facet aan de theorie. Omdat ook leerprocessen gestuurd worden door morfogenetische velden - opvolgende populaties ratten leren steeds sneller door een doolhof te gaan - kan men zich hier hetzelfde afvragen. Is hier ook een onderscheid tussen bruine en zwarte ratten, tussen mannetjes en vrouwtjes? En vervolgens de omineuze vraag, geldt dit ook voor mensen? Dat zou wel een zeer opmerkelijke gevolgtrekking uit de theorie zijn: hier wordt een nieuwe theoretische basis gelegd voor racisme en seksisme - wie meent dat negers/vrouwen dommer zijn dan blanken/mannen, kan erop wijzen dat blanken/mannen al veel langer leren lezen en schrijven, en dus een veel krachtiger morfogenetisch veld ondervinden. En daarom rijden vrouwen natuurlijk ook slechter dan mannen: er zijn nu eenmaal meer mannen dan vrouwen die rijden, en het morfogenetisch veld voor mannen is dus sterker... Natuurlijk kan men Sheldrake niet echt verwijten dat hij een theorie opwerpt die zich leent voor rechtvaardiging van dubieuze opvattingen - ook Darwins theorie is daarvoor wel gebruikt - maar het is opmerkelijk dat hij zich hiervan geen rekenschap heeft gegeven. Als het al zo moeilijk is de waarheid te vinden tussen alle onzin, moeten we dan een theorie gaan verdedigen die tot zulke riskante consequenties kan leiden? |