Van Maanen | Hans van Maanen |
Bidden met KarelDe Volkskrant, 25 september 2004Als je toch over gebedsgenezing wil schrijven, doe het dan goed - dus niet zoals Karel Glastra van Loon deze zomer in de Margriet. Nu denken de lezeressen van dat blad misschien wel dat er toch wel wat van waar is, van gebedsgenezing, en dat het eigenlijk heel dom is om 'dit soort kennis naast je neer te leggen als je zelf door een ernstige ziekte als kanker of aids wordt getroffen'.Glastra van Loon, in de Margriet aangekondigd als 'schrijver, idealist, activist', haalt twee inmiddels befaamde onderzoeken aan. Het eerste onderzoek, in 1999 gepubliceerd, werd uitgevoerd door een groep onder leiding van William Harris. Die constateerde dat hartpatienten voor wie wordt gebeden, het beter doen dan hartpatienten die aan hun lot worden overgelaten. De eersten voelden zich, aldus Glastra van Loon, 'in alle opzichten beter' en hadden minder symptomen. Wat Glastra van Loon niet vermeldt, is alle kritiek die er op het artikel is losgekomen. Overigens, de mensen voor wie werd gebeden, verging het helemaal niet beter: ze scoorden op geen enkel van meer dan dertig symptomen duidelijk hoger, alleen hun gemiddelde kwam iets gunstiger uit. Ze gingen niet eerder van de hartbewaking, waren niet eerder weer thuis, en gingen niet minder dood. Dat zijn toch wel teleurstellende resultaten voor een Opperwezen. Het onderzoek van Harris was bedoeld als poging tot bevestiging van eerdere resultaten van Randolph Byrd uit 1988, maar net op de punten waar de patienten van Byrd wat opknapten, gingen die van Harris wat achteruit, zo is al eens opgemerkt. Samen maakt het net niks uit. Hoewel de groepen volgens Harris vergelijkbaar waren, is er later op gewezen dat de groep waarvoor gebeden werd, ondanks alle voorzorgen, toch gezonder aan het experiment begon dan de andere - het gebed heeft ze dus juist geen goed gedaan. Als je toch over gebedsgenezing schrijft, vertel dat er dan ook bij. De andere studie die Glastra van Loon aanhaalt, is zo mogelijk nog beroemder - zeker onder wat hij noemt 'de grootste schreeuwers onder de hoeders van de 'zuiver wetenschappelijke geneeskunde'.' Dat is de studie van Elisabeth Targ, die in 1998 het effect van de voorbede op het welzijn van aids-patienten beschreef. Ook hier waren volgens Glastra van Loon de patienten die waren behandeld 'in alle opzichten beter af dan de onbehandelde'. Ook hier verzwijgt hij dat dit onderzoek allang met de grond gelijk is gemaakt. Targs mede-onderzoeker Fred Sicher, die net als zij erg van het paranormale hield, wist de hele tijd al voor wie werd gebeden en voor wie niet. Bovendien was de studie aanvankelijk bedoeld om sterfte onder aids-patienten te meten, maar doordat opeens de tripeltherapie beschikbaar kwam, ging er niemand meer dood en moest naar andere verschillen worden gezocht. Hoewel Targ en Sicher het er niet bij vertelden, hebben ze net zo lang in hun gegevens gezocht tot ze een publiceerbaar resultaat hadden gevonden (als ze het erbij hadden verteld, zouden ze het niet gepubliceerd hebben gekregen). Dus heet het nu, dat dankzij het bidden aids-patienten korter in het ziekenhuis verbleven en minder vaak naar de dokter hoefden, precies zoals Glastra van Loon zegt. De mensen voor wie werd gebeden ondervonden trouwens meer stress en hun afweer was eerder verslechterd dan verbeterd. Als je toch over dit onderzoek schrijft, vertel dat er dan ook bij. Targ zelf kan het niet meer doen: zij overleed aan een hersentumor nadat een alternatieve genezer haar had wijsgemaakt dat ze moest stoppen met bestraling. Ook goed om te weten als je zelf door een ernstige ziekte als kanker of aids wordt getroffen. | |