Een op negen
De Volkskrant, 28 mei 2005
Woensdag gaan we naar de tandarts. Hebben wij een goede tandarts? Dat weten we eigenlijk niet --- wij hebben immers geen tandheelkunde gestudeerd. Hoe zouden wij dan moeten bepalen of onze tandarts goed of slecht werk heeft geleverd? Of ze de gaatjes heeft gevuld die gevuld moesten worden, of ze geen onnodige dingen heeft gedaan? Wie zal zeggen of die kroon er niet over een half jaar weer uit komt?
Naar deze kwestie is wel enig wetenschappelijk onderzoek gedaan. Hoe beslissen mensen over zaken waar ze geen verstand van hebben? Over zaken waar ze nooit verstand van zullen hebben, en waar ze ook nooit verstand van willen hebben?
Dan letten mensen op heel andere dingen. Een van de belangrijkste factoren bij de beoordeling van de tandarts, zo blijkt, is de ontvangst aan de balie. Als we daar hartelijk worden bejegend en serieus worden genomen, straalt dat onmiddellijk af op de tandarts die zal dan ook wel deugen. Als we worden afgesnauwd, daalt onze achting voor de tandarts direct drie punten. De inrichting van de wachtkamer, het andere volk dat er zit, de geluidsisolatie: allemaal factoren die we laten meewegen in ons oordeel.
Een belangrijke invloed spelen daarnaast de buren, de vrienden en de familie. Een enkel al dan niet gefundeerd griezelverhaal kan ons al doen besluiten toch maar eens naar een andere tandarts om te zien, terwijl we maar al te graag afgaan op een enkele lovende opmerking van de buurvrouw. Als de tandarts al een rol speelt, dan is het zelden de tandheelkundige bekwaamheid die de doorslag geeft. Begrip voor onze angst, een aardig woord voor de kinderen, excuses als de wachtkamer overvol was --- dat zijn de zaken die ons vertrouwen wekken. Maar als de spreekkamer volhangt met oorkondes en diplomas, zoeken we toch liever een ander.
Eigenlijk zijn er, eerlijk is eerlijk, maar heel weinig zaken waarover wij echt een vakkundig oordeel kunnen vellen, waarover we met verstand van zaken kunnen meepraten. Wordt toch ons oordeel gevraagd, dan zijn wij min of meer gedwongen af te gaan op die secundaire kenmerken', op die voor de deskundigen onbelangrijke details en onbegrijpelijke redeneringen. Op uiterlijke schijn, en op onze mensenkennis. We stellen alles in het werk om, ondanks ons gebrek aan inzicht, toch een redelijk oordeel over van alles en nog wat te kunnen hebben. Woensdag moeten we stemmen over de grondwet. Hebben wij een goede grondwet? Dat weten we eigenlijk niet --- wij kunnen hem amper lezen, laat staan de hele portee ervan overzien. Hoe zouden wij dan moeten bepalen of de grondwet goed of slecht voor ons is? Laat staan voor heel Nederland of Europa? Wat iedere socioloog kon voorspellen, is dan ook gebeurd. Minister Bot van Buitenlandse Zaken klaagt voor wie het maar horen wil dat het verdrag wordt gegijzeld door kwesties die er niets mee van doen hebben.' Ook andere politici maken zich erg zorgen over het feit dat de discussie niet gaat over de merites van de grondwet maar over het vertrouwen in het kabinet-Balkenende, de devaluatie van de gulden, en of de grondwet eigenlijk wel een grondwet is. Niemand kan de inhoud en de betekenis van de grondwet overzien. Staatssecretarissen leggen hem verkeerd uit, hoogleraren worden op de vingers getikt. De wet is zo volumineus en voor leken zo onbegrijpelijk --- Geen enkele bepaling doet afbreuk aan de toepassing in Ierland van artikel 40.3.3 van de Grondwet van Ierland,' zegt protocol 31 zonder enige toelichting --- dat het vormen van een eigen oordeel bij voorbaat is uitgesloten. Het maakt elke consciëntieuze kiezer radeloos.
We gaan dus af op secundaire kenmerken', op zaken die er (althans volgens politici) niets mee van doen hebben. Hoe was de presentatie, werden we hartelijk bejegend en serieus genomen? Wat zeggen onze buren, vrienden en familie? Hebben we niet nog een appeltje te schillen met Balkenende, Bot of Brussel? Of onthouden we ons van stemmen omdat we ons geen eigen oordeel hebben kunnen vormen?
Geen enkele stemming gaat ooit alleen maar over de zaak zelf, maar woensdag gaan we allemaal naar de tandarts. Terwijl de populariteit van de tandarts op een historisch dieptepunt schijnt te zijn.
Terug naar columns
|