Van Maanen | Hans van Maanen |
Ragfijne intuïtieDe Volkskrant, 10 maart 2012Volgens de theorie van psycholoog Ap Dijksterhuis is het bij het nemen van moeilijke beslissingen vaak beter om op je intuïtie te vertrouwen dan op je denkvermogen. Hij is er beroemd mee geworden, zijn boekje Het slimme onbewuste uit 2007 werd een bestseller, en zijn psychologisch adviesbureau Dijksterhuis & Van Baaren claimt tal van tevreden klanten.Geldt de theorie ook voor wetenschappelijke theorieën bijvoorbeeld de theorie dat je beter op je intuïtie kunt vertrouwen dan op je denkvermogen? Ik geloof daar namelijk intuïtief geen snars van. Maar het is natuurlijk beter die weerzin even opzij te zetten en je in de materie te verdiepen. Laten we een poging doen met het jongste onderzoek van Dijksterhuis, in februari 2012 gepubliceerd in de Journal of Neuroscience, Psychology and Economics. Hij wilde, samen met Maarten Bos en Rick van Baaren, aantonen dat wat extra energie voor het brein wel scheelt voor het denkvermogen, maar niet voor de intuïtie want voor bewust denken heb je energie nodig, voor onbewust denken niet, redeneren ze. De voorraad Amsterdamse psychologiestudenten is welhaast onuitputtelijk, dus 156 werden opgetrommeld voor een experiment. Ze moesten drie uur vasten voor een energietekort, waarna ze telkens twaalf voor- en nadelen te horen kregen over vier autos of vier banen. De ene keer vooral voordelen, de andere vooral nadelen. Vervolgens kregen ze vier minuten de tijd om hun oordeel over auto of baan te geven, maar daarbij werden ze soms afgeleid door een natuurfilm, waardoor ze, volgens de onderzoekers, gedwongen werden meer intuïtief te beslissen (of dat zo was, is de vraag: controlevragen over de film werden meestal fout beantwoord). De crux was, dat de helft van studenten voor de test wat extra energie in de vorm van een blikje 7-Up kreeg de andere helft kreeg suikervrije 7-Up. Ging het oordeelsvermogen van de denkende en gesuikerde studenten omhoog, en maakte het voor de anderen niet uit? Dat is moeilijk te zeggen. De cijfers van de onderzoekers staan zo vol fouten dat er geen peil op te trekken is. Ze schrijven bij de resultaten: The two-way interaction is significant however, F(3, 152)= 10.19, p< .01, R2 = .07. As depicted in Figure 1, conscious deliberation improved (from M = 3.439, SD = .741 to M = 5,220, SD = .741) when blood sugar level was increased, F(1, 82) = 4.05, p < .05, eta2 = .05. Het moet zijn (F1,152), de SD (standaardafwijking) moet SE (standaardfout) zijn, de twee standaardfouten kunnen onmogelijk precies gelijk zijn, er staat een komma in 5,220 in plaats van een punt, en F(1,82) moet zijn F(1,80). De volgende zin is iets beter. De cijfers kloppen op geen enkele manier met het grafiekje van 'Figure 1'. Let op de y-as: die loopt van 0 tot 6, maar dan 0, 1, 2, 4, 5, 6. Hoe moeilijk is het, één verslag van één test? Die grafiek is toch al een klassiek staaltje misleiding, want de scores gaan in feite niet van 0 tot 6 maar van -19 tot +19. Het lijkt heel wat, op deze manier, maar als we de oordeelsvermogens een rapportcijfer geven, ging die bij de denkers door de extra suiker gemiddeld van een 6,3 naar een 6,7 (de onderzoekers geven ze, zie hierboven, op drie decimalen nauwkeurig). En het vreemdst van al: het intuïtief beslissen werd door de suiker juist iets slechter (van 6,8 naar 6,1). Een mogelijke verklaring is dat verandering van de bloedsuikerspiegel onbewuste processen verstoort, bedenken de psychologen ter plekke in werkelijkheid is het iets wat volstrekt niet voorspeld wordt door welk deel van de theorie van Dijksterhuis ook. Onbewust denken gaat kennelijk alleen goed als je gezonde trek hebt en niet van tevoren wat 7-Up neemt. Mijn ragfijne intuïtie dat die theorie vooral een hoop psychologische lucht is, wordt nog versterkt door het vorige nummer van het tijdschrift Social Cognition (nr. 6, 2011). Niet alleen laten andere onderzoekers daarin weinig heel van al dat onbewuste denken, een meta-analyse van Dijksterhuis zelf pakt eigenlijk ook wat bedroevend uit. Zelf noemt hij het sterke steun voor zijn theorie, maar als er enig effect is, is het ook naar psychologische maatstaven vrij klein en is er amper staat op te maken. Zoals vaker in de wetenschap: aanvankelijk lijkt het heel wat en zijn de resultaten indrukwekkend, maar zodra anderen zich ermee gaan bemoeien, slinken ze zienderogen. Uiteindelijk blijft alleen de bedenker, en misschien nog wat medewerkers van zijn adviesbureau, er heilig in geloven. | |