Van Maanen Hans van Maanen
klikklikklikklik

De man en zijn penis

Krantje

18 februari 2006

Nu de discriminatie en vervolging van homo’s definitief tot het verleden behoren, is het de hoogste tijd om ons te verdiepen in die andere brandende kwestie: maakt een grote(re) penis een man gelukkig? Het thema, zo geeft de Utrechtse psychologe Liesbeth Woertman direct toe, is ‘veelal met lacherigheid en gêne omgeven’, maar als het goed wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld zoals zij het gedaan heeft, kan het wel degelijk ‘belangrijke nieuwe psychologische inzichten’ opleveren. ‘Onderzoek naar de man en zijn penis verdient het dan ook om wetenschappelijk ‘salonfähig’ te worden’, schrijft zij in haar artikel ‘Tevredenheid met het eigen lichaam en zelfwaardering van homoseksuele mannen: maakt een grote(re) penis een man gelukkig?’ in het Tijdschrift voor seksuologie (dl. 29, p. 181-188).

De man en zijn penis, zonder lacherigheid en gêne. Waarom dan de homoman als eerste aan wetenschappelijk onderzoek moeten worden onderworpen, maakt Woertman niet duidelijk. In haar inleiding noemt ze het ‘aannemelijk’ dat homo’s hun penis belangrijker vinden dan hetero’s, maar aan het slot van het artikel verwijst ze naar een inmiddels twintig jaar oude studie waarin gezegd wordt dat er juist geen verschil is tussen homo- en heteromannen. Dat maakt de keus van Woertman zich tot homomannen te beperken op voorhand al wat merkwaardig, om niet te zeggen stigmatiserend.

En dan nog gaat het niet, zoals de titel suggereert, om homomannen, maar om hoogopgeleide, jonge, in Amsterdamse uitgaanskringen verkerende homo’s. Dat is natuurlijk een zeer select gezelschap: dat zijn mooie kerels die wel willen weten wat ze in huis hebben. Als ze zich geneerden voor hun uiterlijk, zouden ze zich waarschijnlijk niet zo uitgebreid in het nachtleven storten.

De mannen — Woertman ondervroeg er 251, hoeveel er niet meededen vermeldt zij niet — waren dan ook redelijk tevreden over zichzelf en hun lijf. De helft vond zich wat te dik en een kwart te dun, maar dat deed verder geen afbreuk aan hun zelfwaardering.

Welk lichaamsdeel vonden de mannen het belangrijkst? Niet de penis, maar de buik. Op de tweede plaats de huid, op enige afstand gevolgd door de borst en de billen. Pas op de vijfde plaats kwam de penis. Deze groep homo’s vinden, met andere woorden, de penis juist niet zo’n belangrijk lichaamsdeel: ze letten meer op een platte buik en een gave huid.

Ook voor de tevredenheid over het eigen lichaam was, logischerwijs, de buik het belangrijkst. Vrijwel gelijk eindigde de borstpartij, op enige afstand gevolgd door de schouders en de huid. Pas op de vijfde plaats kwam de penis. Ook voor tevredenheid is de penis dus niet zo’n belangrijk lichaamsdeel. Wie alleen de samenvatting van het artikel leest, zou nog lelijk op het verkeerde been kunnen worden gezet: ‘Zoals verwacht bleek de subjectieve aantrekkelijkheid van met name het bovenlichaam maar ook de penis van invloed te zijn op tevredenheid met het eigen lichaam.’

De vraag die de onderzoekster kwelde, was echter of een grotere pik samenhangt met meer geluk. Dus vroeg zij de homo’s ook naar de lengte van hun penis, om daarmee allerlei rekenkundige handelingen te kunnen verrichten. Was die groter dan 16 centimeter, tussen de 12 en 16 centimeter, of kleiner dan 12 centimeter, en wat vonden de respondenten een ideale maat? Helaas verzuimt Woertman te melden of zij slap of stijf bedoelde — dat kan algauw een factor 2 schelen — en hoe de respondenten de vraag interpreteerden. (Uit ander onderzoek komt 16 centimeter naar voren als moyenne voor een westerse penis in geërigeerde toestand.)

Aannemend dat alle mannen de vraag op dezelfde manier begrepen: de helft van de mannen rapporteerde groter dan 16 centimeter, de andere helft kleiner. Veruit de meesten waren tevreden, een kwart wilde wel een wat langere, een paar een wat kleinere, maar over het geheel vonden de mannen juist hun penis hun aantrekkelijkste lichaamsdeel en speelde de lidmaat amper een rol in tevredenheid en zelfwaardering. Homo’s met een grote penis waren niet duidelijk tevredener over hun lichaam of zichzelf dan homo’s met een kleine. Toch stelt Woertman het in haar samenvatting weer wat anders voor: ‘De meeste mannen vonden een grotere penis ideaal en het voldoen aan dit ideaal was gerelateerd aan meer tevredenheid en zelfwaardering.’

Amsterdamse feesthomo’s vinden van alles belangrijk, maar de lengte van hun penis nu juist amper — in weerwil van wat de onderzoekster verwachtte. Dat zou je inderdaad een belangrijk nieuw psychologisch inzicht kunnen noemen. Zonder lacherigheid en gêne, natuurlijk.